vervoegingsregels
Vervoegingsregels is de verzameling regels die bepaalt hoe Nederlandse werkwoorden veranderen afhankelijk van tijd, persoon en getal. De meeste werkwoorden worden ondergebracht in drie hoofdgroepen: zwakke (regelmatige) werkwoorden, sterke (onregelmatige) werkwoorden en gemengde werkwoorden. Daarnaast spelen behulpwerkwoorden als hebben en zijn een belangrijke rol bij voltooid en samengestelde tijden.
In de tegenwoordige tijd worden regelmatige werkwoorden volgens een vast patroon vervoegd. Ik- vorm heeft meestal
De verleden tijd kent bij zwakke werkwoorden de -te/-de vorm. De keuze tussen -te en -de wordt
De voltooide tijd wordt vaak met hebben of zijn gevormd. Voorbeelden: ik heb gelopen, hij is gegaan.
Samengevat bieden deze regels structuur voor de vervoegingen van de meeste Nederlandse werkwoorden, met duidelijke patroontjes