Home

verliezen

Verliezen is a Dutch woord met twee hoofdbetekenissen: het kan als werkwoord betekenen dat iemand iets verliest of dat iets niet kan behouden, en het kan als zelfstandig naamwoord verwijzen naar een verlies in de zin van schade, daling of gebrek aan winst. Het woord komt overeen met het Nederlandse werkwoord verliezen en wordt vaak gezien in economische, sportieve en alledaagse contexten.

Als werkwoord vervoegt verlie zen zich regelmatig. Infinitief: verliezen. Tegenwoordige tijd: ik verlies, jij verliest, hij

Als zelfstandig naamwoord heeft verlies de betekenis van een ongunstig resultaat of schade. Enkelvoud: verlies. Meervoud

Verliezen kan dus zowel actie als gevolg aanduiden, afhankelijk van de context. In financiële rapporten en

verliest,
wij
verliezen,
jullie
verliezen,
zij
verliezen.
Verledentijd:
ik
verloor,
jij
verloor,
hij
verloor;
voltooid
deelwoord:
verloren.
Voorbeelden:
Ik
verlies
mijn
sleutels.
Hij
verloor
zijn
baan
gisteren.
Ik
heb
mijn
telefoon
verloren.
Verliezen
wordt
ook
gebruikt
in
uitdrukkingen
zoals
verliezen
door
een
fout
of
verliezen
leiden.
als
zelfstandig
naamwoord:
verliezen.
Voorbeelden:
Het
bedrijf
maakte
dit
jaar
verlies.
De
totale
verliezen
bedroegen
miljoenen
euro.
In
sport
en
zaken
wordt
vaak
gesproken
over
verliezen
en
winsten
in
termen
van
financiële
of
operationele
resultaten,
bijvoorbeeld
het
minimaliseren
van
verliezen
of
het
boeken
van
winst.
sportstatistieken
komt
het
onderscheid
tussen
verlies
(singulier)
en
verliezen
(meervoud)
meestal
duidelijk
tot
uitdrukking.
Ocassioneel
kan
verliezen
als
werkwoordsvorm
in
dialect
of
oudere
teksten
voorkomen,
maar
in
hedendaags
Nederlands
is
de
genoemde
conjugatie
standaard.