Home

splicingbeslissingen

Splicingbeslissingen zijn keuzes die het spliceosoom maakt tijdens de verwerking van pre-mRNA om introns te verwijderen en exons aan elkaar te plakken. Door deze beslissingen kunnen verschillende mRNA-isoformen uit één gen ontstaan, een proces dat bekendstaat als alternatieve splicing. Deze keuze van spliceplaatsen bepaalt welke delen van een transcript samenwerken tot een werkend mRNA en uiteindelijk welke eiwitvarianten worden geproduceerd.

Splice-sites en regulatie vormen de basis van splicingbeslissingen. Donorsplice sites (5') en acceptor splice sites (3')

Regulatie van splicingbeslissingen vindt vaak plaats tijdens transcriptie (co-transcriptioneel) en wordt beïnvloed door de chromatinetoestand, de

Bestudering van splicingbeslissingen gebeurt met technieken als RNA-seq, RT-PCR, minigenetetesten en langleessoquenceeronderzoek, vaak ondersteund door computational

bepalen
waar
het
snijden
plaatsvindt,
samen
met
het
brugpunt
en
de
polypyrimidineketen.
Regulerende
cis-elementen
zoals
exonic
en
intronic
splicing
enhancers
en
silencers
(ESE,
ESS,
ISE,
ISS)
liggen
in
of
nabij
exons
en
introns
en
binden
trans-regulerende
factoren.
De
belangrijkste
trans-acting
factoren
zijn
SR-eiwitten
en
hnRNPs,
die
combinatorisch
aan
zetting
of
uitschakeling
van
splice-sites
bijdragen
en
zo
de
inclusie
of
skipping
van
exons
sturen.
snelheid
van
RNA-polymerase
II
en
signaalroutes
in
de
cel.
Hierdoor
is
splicing
vaak
tissue-
en
ontwikkelingsspecifiek,
wat
bijdraagt
aan
de
diversiteit
van
eiwitten
en
functies.
Misregulatie
kan
leiden
tot
ziekten
zoals
genetische
stoornissen
en
kanker;
mutaties
in
splice-sites
of
in
regulatorische
elementen
en
veranderingen
in
splicingfactoren
zijn
hierbij
betrokken.
Therapeutische
benaderingen
zoals
splice-switching
antisense
oligonucleotiden
proberen
splicingbeslissingen
doelgericht
te
beïnvloeden.
modellering
die
isoformvariatie
en
de
effecten
van
varianten
voorspelt.