Home

opblaast

Opblaast is een vorm die vaak wordt gezien in relatie tot het Nederlandse werkwoord opblazen, dat letterlijk betekent inflaten of opblazen. In standaard Nederlands is het infinitief opblazen en is de tegenwoordige tijd derde persoon enkelvoud meestal blaast op, niet opblaast. Het voorvoegsel op- is scheidbaar; in zinnen zet men het meestal na het object, bijvoorbeeld hij blaast de ballon op. De verleden tijd is blies op en het voltooid deelwoord is opgeblazen. De bijvoeglijke vorm is opgeblazen, wat betekent “ingevlakt” of “verhuld” in figuurlijke zin.

Etymologisch komt het uit op- (op, omhoog) en blazen (blazen/ballonneren). De samenstelling wordt veel gebruikt voor

Gebruik en nuance: het werkwoord is veelvoorkomend in alledaagse spraak en in technische contexten waar inflatie

Spelling en standaardgebruik: opblaast als enkelvoudige vorm wordt zelden als correct beschouwd in formeel of standardistisch

zowel
fysieke
inflatie
(ballonnen,
band,
luchtbed)
als
voor
figuurlijke
inflatie
of
overdrijving
(de
zaak
opblazen,
de
cijfers
opblazen).
aan
de
orde
is.
Engelse
equivalenten
variëren
per
context:
inflate,
blow
up,
of
exaggerate.
Voorbeelden
in
het
Nederlands:
“De
ballon
wordt
opgeblazen.”
“Hij
blaast
de
ballon
op.”
“De
cijfers
zijn
opgeblazen.”
“Een
opgeblazen
ego”
en
“De
zaak
werd
in
de
media
opgeblazen.”
Nederlands;
de
correcte
spellingswijze
is
opblazen
(infinitief)
of
blaast
op
in
de
tegenwoordige
tijd.
Mogelijk
verschijnt
opblaast
wel
als
informele
of
dialectische
variant,
maar
in
officiële
teksten
verdient
de
scheiding
de
voorkeur.