Home

glucosewaarden

Glucosewaarden verwijzen naar de concentratie glucose in het bloed. In de klinische praktijk worden ze meestal uit veneus bloed gemeten en uitgedrukt in millimol per liter (mmol/L); in de Verenigde Staten en sommige laboratoria wordt ook mg/dL gebruikt. Glucosewaarden geven een beeld van hoe effectief het lichaam glucose uit voedsel opneemt en reguleert, voornamelijk via insuline en andere hormonen.

Metingen kunnen nuchter plaatsvinden (bijten minder dan acht uur vasten), postprandiaal (tijdens of na een maaltijd)

Voor diagnose en screening worden verschillende criteria gehanteerd. Veel richtlijnen hanteren normaal nuchter bloedglucose <5,6 mmol/L.

Bij mensen met diabetes gelden vaak strengere streefwaarden. Een gangbare richtlijn voor nuchtere glucose ligt tussen

Factoren die glucosewaarden beïnvloeden zijn onder meer tijdstip ten opzichte van maaltijden, lichamelijke activiteit, ziekte, stress

en
als
onderdeel
van
langetermijncontrole,
bijvoorbeeld
via
HbA1c,
dat
een
indicatie
geeft
van
het
gemiddelde
glucosegehalte
over
de
afgelopen
2–3
maanden.
Waarden
tussen
5,6
en
6,9
mmol/L
worden
vaak
aangeduid
als
prediabetes.
Een
nuchtere
waarde
≥7,0
mmol/L
op
twee
aparte
metingen
wijst
op
diabetes.
Een
orale
glucosetolerantietest
(2
uur
na
75
g
glucose)
≥11,1
mmol/L
duidt
eveneens
op
diabetes;
7,8–11,0
mmol/L
wordt
beschouwd
als
verstoorde
glucose­tolerantie.
ongeveer
4,0
en
7,0
mmol/L,
afhankelijk
van
individuele
factoren;
postprandiale
streefwaarden
liggen
vaak
onder
10
mmol/L.
en
medicatie
(bijv.
insuline
of
orale
antidiabetica).
Glucosewaarden
vormen
een
cruciaal
hulpmiddel
bij
diagnose,
monitoring
en
behandeling
van
stofwisselingsstoornissen.