Home

fibrinogeen

Fibrinogeen, in het Nederlands fibrinogeen, is een oplosbaar plasma-eiwit en een essentieel stollingsfactor (factor I). Het wordt hoofdzakelijk in de lever geproduceerd en komt in de bloedbaan voor in concentraties van ongeveer 2-4 g/L. In structureren is fibrinogeen een hexameer bestaande uit twee identieke sets van drie polypeptideketens: Aα, Bβ en γ, met disulfidebruggen verbonden, waardoor het een stevige, langketige molecuul vormt.

Tijdens de hemostase wordt fibrinogeen door trombine omgezet in fibrine door de verwijdering van de fibrinopeptiden

Synthese en regulatie: fibrinogeen wordt gesynthetiseerd door de lever. De halfwaardetijd bedraagt ongeveer 3-5 dagen. Bij

Klinische relevantie: ontbreken van fibrinogeen leidt tot afibrinogenemie; verminderde productie of kwaliteit kan hypofibrinogenemie of dysfibrinogenemie

A
en
B.
Fibrine
monomeren
polymeriseren
tot
een
onoplosbaar
netwerk
dat
met
behulp
van
factor
XIIIa
kruiskoppelt
tot
een
stabiele
bloedstolsel.
Naast
zijn
rol
in
stolling
fungeert
fibrinogeen
ook
als
een
acute-fase-eiwit;
de
plasmaconcentratie
stijgt
bij
ontsteking,
weefselbeschadiging,
trauma
en
zwangerschap.
leverziekte,
uitgebreide
consumptie
of
coagulopathie
kan
de
fibrinogeenconcentratie
dalen;
bij
ontstekingen
en
andere
acute-fase-reacties
kan
het
toenemen.
veroorzaken.
Verhoogde
fibrinogeeniveaus
vormen
een
risicofactor
voor
trombose
en
vaatziekten,
vooral
bij
ontstekingsprocessen.
Methoden
voor
meting
omvatten
de
Clauss-ankoop
(functionele
activiteit)
en
immunoassays
voor
antigeenconcentratie.
Behandeling
van
fibrinogeendeficiënties
kan
bestaan
uit
fibrinogeenzouten,
cryoprecipitaat
of
fibrinogeendconcetraten.