Home

Woordvolgen

Woordvolgen, oftewel woordvolgorde, is de manier waarop woorden en zinsdelen in een zin worden geplaatst in het Nederlands. In hoofd‑ en bijzinnen verschilt de positie van het werkwoord en van andere zinsdelen. Een kenmerkend systeem is de zogenoemde V2-regel: in een gewone hoofdzin staat de finite werkwoord tweede; in bijzinnen komt de werkwoordsvorm meestal aan het eind van de bijzin. Het onderwerp en andere elementen kunnen variëren afhankelijk van wat voorop staat.

In main clauses geldt doorgaans dat het werkwoord tweede positie inneemt. Als het eerste element van de

In bijzinnen geldt de regel dat het werkwoord vaak aan het einde van de bijzin staat. Voorbeelden:

Separable en particle-verb constructions blijven onderdeel van woordvolgorde. Zo blijft “om zes uur” vaak voorop of

zin
iets
anders
is
dan
het
onderwerp
(bijvoorbeeld
een
tijd-
of
plaatsbepaling),
dan
volgt
het
onderwerp
direct
na
het
werkwoord.
Voorbeelden:
“Ik
lees
het
boek.”
versus
“Vandaag
lees
ik
het
boek.”
of
“Gisteren
heb
ik
het
boek
gelezen.”
Bij
samengestelde
tijden
staat
het
hulpwerkwoord
(heb/ben)
tweede:
“Gisteren
heb
ik
het
boek
gelezen.”
In
Duitse
en
Engelse
invloeden
achterblijvend,
blijft
de
werkwoordsvorm
dus
altijd
in
de
tweede
positie
staan.
“Ik
weet
dat
hij
komt.”
“Omdat
het
regent,
blijven
we
thuis.”
In
samengestelde
zinnen
met
meerdere
clausules
blijven
de
hoofd‑
en
bijzinregels
elkaar
volgen,
waardoor
de
zinsstructuur
overzichtelijk
blijft
ondanks
de
complexiteit.
na
het
werkwoord
staan
in
hoofdzin:
“Om
zes
uur
sta
ik
op.”
Bij
end‑positionering
of
inversie,
zoals
na
vraagwoorden,
verandert
de
volgorde,
maar
het
werkwoord
behoudt
de
kernpositie
volgens
de
V2‑regel.
Wolk
van
variatie
en
nadruk
is
mogelijk,
maar
de
basisregels
geven
de
kern
van
het
Nederlandse
woordvolgen
weer.