Verliep

Verliep is de verleden tijd van het Nederlandse werkwoord verlopen. Het werkwoord heeft meerdere verwante betekenissen die samen het ganse idee van tijd en processen beschrijven: het passeren van tijd, het zich voltrekken of ontwikkelen van gebeurtenissen, en in formele context ook het verlopen of verlopen raken van een termijn of geldende regel.

Het basisidee van verlopen is afkomstig van lopen (raken in beweging) met het voorvoegsel ver-, dat een verandering van toestand of verloop aanduidt. In de meeste gevallen verwijst verlopen naar het moment waarop tijd of een periode tot een einde komt of wanneer een proces iets anders geworden is door verloop.

Het werkwoord verloopt doorgaans onpersoonlijk en zonder direct object. Voorbeelden: “De tijd verliep zonder noemenswaardige gebeurtenissen.”; “De vergadering verliep voorspoedig.” In administratieve of juridische taal is het ook gebruikelijk om te zeggen dat een termijn is verlopen. In zusammengesetzten tijden wordt de voltooide tijd gevormd met een hulpwerkwoord zoals zijn: “De tijd is verlopen.”

Naast de werkwoordsvorm is verlopen ook als bijvoeglijk naamwoord in gebruik, vooral in de betekenis van verlopen of verlopen raken/verscheden: “een verlopen paspoort,” “een verlopen overeenkomst.” Deze bijvoeglijke betekenis verwijst naar iets dat niet langer geldig of actueel is.

Zie ook: lopen, tijdverloop, verlopen (past participle).