Netwerkgebruik

Netwerkgebruik verwijst naar hoe netwerken worden gebruikt om gegevens te verzenden, toegang te krijgen tot bronnen en diensten te leveren. Het omvat verschillende typen netwerken, zoals lokale netwerken (LAN), wide area networks (WAN) en openbare netwerken zoals het internet, evenals de apparaten en toepassingen die ermee communiceren. De communicatie verloopt via protocollen zoals TCP/IP en gestandaardiseerde netwerkarchitecturen.

Gebruikspatronen variëren van e-mail en webbrowsen tot videoconferencing, cloudtoepassingen en streaming. Belangrijke prestatie-indicatoren zijn onder meer bandbreedte (capaciteit), throughput (werkelijke dataoverdracht), latency (vertraging), jitter en packet loss. Netwerkgebruik wordt beïnvloed door topologie, bekabeling of wifi, en door congestiebeheer en Quality of Service om prioriteit te geven aan kritisch verkeer.

Het beheer van netwerkgebruik gebeurt door netwerkbeheerders en IT-beheer: het opzetten van beveiligingsmaatregelen (firewalls, encryptie), toegang- en identiteitsbeheer, monitoring en logging, en beleid voor acceptabel gebruik. Privacy en wettelijke vereisten, zoals gegevensbescherming, spelen hierbij een rol.

Grote trends en uitdagingen zijn onder andere toegenomen versleuteling van verkeer, mobiele en draadloze verbindingen, bring-your-own-device en Internet of Things, netneutraliteit en beveiligingsdreigingen. Organisaties streven naar betrouwbaardere diensten, efficiënt bandbreedtegebruik en een evenwicht tussen gebruiksvriendelijkheid en beveiliging.