Home

IPinstellingen

IPinstellingen verwijzen naar de configuratie van de Internet Protocol-netwerkinstellingen op een apparaat of binnen een netwerk. Ze bepalen hoe een apparaat een IP-adres krijgt, welke route naar andere netwerken wordt gevolgd en welke DNS-servers worden gebruikt.

De belangrijkste onderdelen zijn het IP-adres, het subnetmasker, de standaardgateway en de DNS-servers. Het IP-adres identificeert

IP-adressering kan zowel IPv4 als IPv6 betreffen. IPv4 werkt vaak met private adressen binnen het lokale netwerk

IPinstellingen worden doorgaans geconfigureerd op eindtoestellen (Windows, macOS, Linux) en op netwerkapparaten zoals routers. Een router

het
apparaat
op
het
netwerk,
het
subnetmasker
geeft
aan
welk
deel
van
het
adres
het
netwerk
identificeert,
de
standaardgateway
zorgt
voor
verkeer
naar
andere
netwerken,
en
DNS-servers
vertalen
domeinnamen
naar
IP-adressen.
Daarnaast
kan
de
configuratie
automatisch
via
DHCP
plaatsvinden
of
handmatig
statisch
worden
ingesteld.
(bijv.
192.168.x.x
of
10.x.x.x)
en
publieke
adressen
buiten
het
netwerk.
IPv6
gebruikt
lange
adressen
en
ondersteunt
zowel
automatische
als
handmatige
toewijzing
via
DHCPv6.
In
veel
netwerken
wordt
DHCP
gebruikt
om
adressen
automatisch
toe
te
wijzen;
voor
servers
en
apparaten
waarbij
een
vaste
bereikbaarheid
gewenst
is,
kan
een
statisch
IP-adres
worden
ingesteld.
fungeert
vaak
als
DHCP-server
en
beheert
de
toewijzing
van
adressen
binnen
het
lokale
netwerk,
terwijl
statische
IP-instellingen
meer
controle
bieden
maar
minder
flexibiliteit.