zwijn

Zwijn, in de biologie meestal aangeduid als wilde zwijn (Sus scrofa), is een zoogdier uit de familie Suidae. Het komt van nature voor in Eurazië en delen van Noord-Afrika en is in veel gebieden wijd verspreid, vaak in bosrijke en landbouwrijke landschappen waar voedselbronnen beschikbaar zijn. Wilde zwijnen hebben een robuuste bouw, korte poten en een grove vacht die varieert van donkerbruin tot zwart. Mannelijke dieren hebben lange slagtanden die naar buiten en omhoog kunnen groeien; vrouwtjes hebben kleinere tanden. Het gewicht varieert sterk, maar ochtend- en middaggelegde populaties lopen vaak van circa 50–90 kilogram, met uitzonderingen tot meer dan 150 kilogram.

Gedrag en ecologie: Wilde zwijnen leven meestal in sociale groepen bestaande uit vrouwtjes en jonge dieren (sounders); volwassen mannetjes zijn vaak solitaire of vormen kleine bachelor-groepen. Ze zijn omnivoren en voeden zich met wortels, knollen, noten, fruit, zaden, insecten en af en toe kleine dieren. Ze graven met hun snuit naar voedsel en kunnen daarmee aanzienlijke bodemverstoring veroorzaken. Voortplanting vindt plaats gedurende meerdere perioden per jaar; de draagtijd bedraagt circa 114 dagen en worpen bestaan doorgaans uit 4–6 jongen, soms meer. Jongen blijven lange tijd bij de moeder.

Beheer en impact: De wilde zwijn heeft wereldwijd een brede verspreiding en wordt door IUCN vaak als Least Concern geclassificeerd vanwege zijn aanpassingsvermogen. Lokale populaties kunnen echter landbouwschade veroorzaken en fungeren als reservoir voor dierziekten die domestic pigs kunnen treffen, zoals CSF en ASF. Beheermaatregelen variëren per gebied en richten zich op populatiecontrole en volksgezondheidsrisico’s.