Home

zouden

Zouden is de verleden tijd-vorm van het Nederlandse modale werkwoord zullen. Het wordt voornamelijk gebruikt om de voorwaardelijke stemming uit te drukken en om indirecte rede aan te geven. In de standaardtaal verschijnt bij enkelvoudige onderwerpen meestal zou (ik zou, jij zou, hij zou), terwijl bij meervoudige onderwerpen de vorm zouden wordt gebruikt (wij zouden, jullie zouden, zij zouden). Daarnaast kan zouden ook als een beleefde vorm fungeren in vragen en voorstellen.

Conjugatie en voorbeelden: de voorwaardelijke vormen zijn: ik zou, jij zou, u zou, hij zou, zij zou,

Gebruikscontext: zouden duiden op hypothetische situaties of verlangens die afhankelijk zijn van een andere voorwaarde. In

Historische en verwante termen: zouden is de verleden tijd-vorm van zullen en verwant aan het Duitse sollen

het
zou;
wij
zouden,
jullie
zouden,
zij
zouden.
Voorbeelden:
“Als
ik
rijk
was,
zou
ik
een
huis
kopen.”
“Zij
zouden
komen.”
“Zou
je
me
kunnen
helpen?”
In
indirecte
rede
wordt
zouden
vaak
gebruikt
om
een
toekomstige
of
hypothetische
handeling
in
het
verleden
uit
te
drukken:
“Ze
zei
dat
ze
zouden
komen.”
indirecte
rede
geeft
het
de
verbazing
of
onzekerheid
weer
in
het
verleden.
Het
wordt
ook
gebruikt
om
beleefde
of
voorzichtig
geformuleerde
verzoeken
en
voorstellen
te
maken,
bijvoorbeeld:
“Zou
je
wat
water
willen?”
of
“Zou
het
oké
zijn
als
we
later
vertrekken?”
en
aan
het
Engelse
would/should
in
bepaalde
contexten.
In
modern
Dutch
blijft
het
onderscheid
tussen
zou
(singulier)
en
zouden
(meervoud)
een
basiskenmerk
van
de
vervoeging.
Zullen
blijft
het
hoofdwerkwoord
waaruit
zouden
voortkomen.