uitgegroeide

Uitgegroeide is een Nederlands bijvoeglijk naamwoord dat aangeeft dat iets te groot is geworden voor zijn huidige ruimte of fase. Het wordt gebruikt voor zowel levende als niet-levende zaken: een plant die uit zijn pot groeit, kleding die niet meer past door groei, of iemand die is gegroeid voorbij een vroegere levensfase. De basis is het werkwoord uitgroeien (groei uit voldoende ruimte of tijd), met het voltooid deelwoord uitgegroeid.

Etymologie en grammaticaal gebruik: uitgegroeid is de deelwoordvorm van uitgroeien en functioneert als bijvoeglijk naamwoord. In dagelijkse taal kan de vorm verschijnen als uitgegroeide, met name vóór vrouwelijke enkelvoudige of meervoudige zelfstandige naamwoorden (bijvoorbeeld de uitgegroeide plant, de uitgegroeide jurk). In andere grammaticale contexten kan ook uitgegroeid voorkomen, afhankelijk van geslacht en getal van het zelfstandig naamwoord.

Contexten en voorbeelden: In de horticultuur verwijst uitgegroeide vaak naar planten die hun pot of bedruimte zijn ontgroeid en grotere potten, trellises of ruimere plaatsen nodig hebben. In mode en thuisgebruik beschrijft het kledingstukken die te klein zijn geworden door groei, zoals uitgegroeide kleren van een kind. Figuurlijk kan men ook spreken van iemand die uitgegroeid is in een bepaalde rol of fase, bijvoorbeeld een kind dat uitgegroeid is tot een tiener.

Zie ook: uitgroeien, groeien, overgroeien. Het woord wordt vooral in het Nederlands gebruikt en kent zijn beslagsvormen volgens de grammaticaregels van bijvoeglijke naamwoorden in het Nederlands.