Home

grammaticaregels

Grammaticalaregels vormen de regels die bepalen hoe woorden samen een correcte Nederlandse zin vormen. Ze bestrijken spelling en interpunctie, morfologie en syntaxis en geven handvatten voor de structuur van zinnen en de vormen van woorden. De regels zijn zowel prescriptief als descriptief: ze geven aan hoe taal zou moeten kloppen, maar beschrijven ook hoe mensen taal in praktijk gebruiken.

In Nederland en Vlaanderen worden de standaardregels vastgesteld door taalautoriteiten zoals de Taalunie, en gepubliceerd in

Belangrijke aandachtsgebieden zijn onder meer de woordvolgorde in hoofdzinnen en bijzinnen (hoofdzinnen hebben meestal het finite

naslagwerken
zoals
het
Groene
Boekje
en
grammaticaboekjes.
Deze
regels
evolueren
met
gebruik
en
met
nieuwe
taalelementen.
Verschillende
dialecten
en
registertypen
(formeel
schriftelijk
taalgebruik
versus
informele
spreektaal)
leiden
tot
variatie,
maar
standaardnormen
dienen
als
basis
voor
onderwijs,
redactie
en
formele
communicatie.
werkwoord
tweede;
bijzinnen
eindigen
met
het
werkwoord),
de
concordantie
tussen
onderwerp
en
werkwoord,
lidwoorden
(de/het/een),
meervoud
en
verbuigingen,
en
de
toepassing
van
spelfouten
en
leestekens.
Ook
onderscheidt
men
hoofdletters,
afkortingen
en
aanhalingstekens.
Regionale
variatie
tussen
Nederland
en
Vlaanderen
en
tussen
formele
regels
en
dagelijkse
praktijk
kan
leiden
tot
afwijkingen
van
de
norm.
Voor
nieuwkomers
en
leerlingen
is
het
vaak
het
uitgangspunt
om
standaardgrammatica
te
leren
voor
duidelijke
communicatie
en
begrip.