traineren

Traineren is een werkwoord in het Nederlands dat betekent trainen, oefenen of conditioneren met als doel prestaties te verbeteren, vaardigheden aan te leren of gewenst gedrag te vestigen. Het kan slaan op mensen, dieren en systemen. In sport en fitness verwijst trainen naar herhaald oefenen van bewegingen en het opbouwen van conditie. In onderwijs, bedrijfsleven en opvoeding wordt het begrip gebruikt voor doelgerichte ontwikkeling van vaardigheden via instructie, oefening en evaluatie. Bij dierentraining gaat het om het aanleren of versterken van gedrag via beloning en herhaling.

Vervoeging en gebruik: infinitief trainen; ik train, jij traint, hij/zij/het traint; wij trainen, jullie trainen, zij trainen. De verleden tijd is bijvoorbeeld ik trainde, jij trainde, hij trainde; wij trainden; voltooid deelwoord: getraind. De voltooide tijd wordt gevormd met hebben/getraind: ik heb getraind. De imperatief is train! of traint u!. De term training verwijst vooral naar het evenement of de periode waarin getraind wordt, terwijl trainen zelf de actie is. Soms wordt ook de uitdrukking “trainingsprogramma” gebruikt voor een gestructureerde reeks oefeningen of lessen.

Reikwijdte en gerelateerde termen: traineren komt voor in sport, atletiek, veeteelt en gedragswetenschap. Verwante begrippen zijn coaching, oefening, scholing en nascholing. In de context van bedrijven wordt vaak gesproken over een trainingsprogramma of professionele ontwikkeling om competenties te vergroten. Overtraining en rustpauzes zijn aandachtspunten bij intensieve trainingen.