opereren

Opereren is een werkwoord in het Nederlands met meerdere betekenissen, afhankelijk van de context. De meest gangbare zijn de medische ingreep en het handelen of functioneren van een apparaat of organisatie. De term gaat terug op het Latijnse operari, via het Franse operer, en draagt de kern van “werken” of “doen” in zich.

Medische betekenis: In de geneeskunde verwijst opereren naar een chirurgische ingreep waarbij weefsels of organen worden geopend, verwijderd, hersteld of aangepast. Een operatie wordt uitgevoerd door een chirurg en gaat gepaard met anesthesie, en vaak met pre- en postoperatieve zorg. De aard van een operatie kan diagnostisch, therapeutisch of palliatief zijn, en de risico’s en hersteltijden variëren per ingreep.

Technische en dagelijkse betekenis: Buiten de geneeskunde wordt opereren ook gebruikt voor het in werking stellen of bedienen van apparaten, systemen of machines. Een apparaat worden bediend of een systeem kan in werking komen als men het op de juiste manier opereert. Daarnaast kan opereren in een zakelijke of organisatorische context betekenen dat een bedrijf activiteiten uitvoert en functioneert op een bepaalde markt of regio, bijvoorbeeld “het bedrijf opereert internationaal”.

Context en nuance: De precieze betekenis hangt sterk af van de context. In informele taal wordt soms gesproken over “een apparaat bedienen” in plaats van “opereren”, terwijl in formele en vakgerichte teksten de medische of operationele betekenis bepalend is.