Home

normgroepen

Normgroepen zijn subgroepen van een groep G die invariant zijn onder conjugatie: voor elk g in G geldt gNg^{-1} = N. Een equivalente voorwaarde is dat gN = Ng voor alle g in G. Een normgroep is ook de kern van een homomorfisme: N is normaal in G als en slechts als er een groep H en een homomorfisme φ: G → H bestaat met N = ker φ. Dit maakt de begrippen normaliteit en quotienten gedefinieerd.

Eigenschappen en constructies: De verzameling van normgroepen in G vormt een deelstructuur met de Eigenschap dat

Quotiënten en toepassingen: Als N normaal is in G, kan men de quotientgroep G/N vormen met cosetten

Voorbeelden: In een abelse groep is elke subgroep normaal. Het centrum Z(G) is normaal; bovendien is de

de
doorsnede
van
normgroepen
normaal
is
en
het
product
NM
normaal
in
G
is
wanneer
N
en
M
normaals
zijn.
In
een
abelse
groep
zijn
alle
subgroepen
normaal.
Het
centrum
Z(G)
is
altijd
normaal.
De
commutatorgroep
[G,G]
is
normaal
en
G/[G,G]
noemt
men
de
abelse
afleiding
van
G;
deze
quotiënt
geeft
de
grootste
abelse
quotient
van
G.
als
elementen
en
met
de
bewerking
(aN)(bN)
=
(ab)N.
De
projectie
π:
G
→
G/N
is
een
surjectieve
homomorfisme
met
ker
π
=
N.
Normale
ondergroepen
komen
overeen
met
congruenties
op
G
en
met
regelingen
voor
de
symmetrie
van
G
op
verschillende
niveaus.
kernel
van
elke
groepshomomorfisme
altijd
normaal.
De
quotient
G/[G,G]
geeft
de
abelse
structuur
van
G
en
speelt
een
centrale
rol
in
de
studie
van
de
structuur
van
groepen.