Home

autoreguleringscurve

Autoreguleringscurve verwijst naar de relatie tussen bloedstroom in een orgaan en de perfusiedruk, meestal uitgedrukt als de gemiddelde arteriële druk (MAP). Bij sommige organen, zoals de hersenen, laat deze curve zien dat de bloedstroom relatief constant blijft over een vrij breed scala aan MAP-waarden. Dit gedeelte wordt de autoregulatieplateau genoemd. Buiten dit plateau neemt de bloedstroom toe of af als gevolg van de druk, waardoor de bloedstroom afhankelijk wordt van de perfusiedruk.

Mechanismen achter autoregulatie zijn onder meer de myogene respons van vasculair glad spierweefsel, waarbij vaten samentrekken

Klinisch gezien is de autoregulering van belang bij anesthesie, hoofdtrauma, beroerte en andere neurovasculaire aandoeningen. Bij

of
ontspannen
bij
veranderingen
in
intravasculaire
druk.
Daarnaast
spelen
metabole
factoren
een
rol,
zoals
kooldioxide,
zuurstofspanning
en
pH,
die
de
vaten
kunnen
dilateren
of
vernauwen.
Ook
neurogene
invloeden
en
local
factoren
dragen
bij.
Er
is
onderscheid
tussen
statische
autoregulatie
(langdurige
stabiliteit
van
CBF
bij
veranderende
MAP)
en
dynamische
autoregulatie
(snelle
adaptatie
aan
snelle
drukveranderingen).
gezonde
volwassenen
ligt
de
cerebrale
autoregulatie
meestal
in
een
MAP-gebied
van
ongeveer
60
tot
150–160
mmHg,
met
variaties
tussen
individuen.
Chronische
hypertensie
verschuift
de
curve
naar
rechts,
waardoor
hogere
MAP
nodig
is
om
dezelfde
CBF
te
behouden;
bij
hersenschade
of
sepsis
kan
de
autoregulatie
aangetast
raken,
wat
het
belang
van
monitoring
onderstreept.
Meetmethoden
omvatten
transcraniële
Doppler,
near-infrared
spectroscopy
en
beeldvormende
technieken.
Het
begrip
van
de
autoreguleringcurve
helpt
bij
het
plannen
van
bloeddrukdoelen
en
het
interpreteren
van
veranderingen
in
bloedstroom.