Home

antigenenbinding

Antigenbinding verwijst naar de specifieke interactie tussen een antigeen en een bindingsplaats op een immuunreceptor of een molecuul met een immuunfunctie, waardoor herkenning van het antigeen mogelijk wordt en vaak een immuunrespons wordt geïnitieerd. De term wordt gebruikt bij zowel antilichamen als T-celreceptoren, maar ook bij andere bindingsmoleculen in het immuunsysteem.

Bij antilichamen is antigenbinding mogelijk door de paratoop op de variabele domeinen van de zware en lichte

Eigenschappen van de binding zijn grotendeels niet-covalent en omvatten waterstofbruggen, ionische interacties, van der Waals-krachten en

Specificiteit en kinetiek spelen een centrale rol: antigenbinding is doorgaans zeer specifiek, maar kunnen ook cross-reactiviteit

Toepassingen en belang zijn onder meer serologie en diagnostiek, vaccinontwerp, en de ontwikkeling van therapeutische antilichamen.

---

keten.
Het
antigeen
heeft
epitopen
die
complementair
zijn
aan
dit
paratoop.
Bij
T-celreceptoren
vindt
antigenbinding
plaats
in
de
context
van
MHC-presentatie:
de
TCR
herkent
een
peptide-epitoop
gebonden
aan
een
MHC-molecuul.
hydrophobiciteit.
De
sterkte
van
de
binding
wordt
uitgedrukt
als
affiniteit
(de
bindingssterkte
tussen
paratoop
en
epitoop)
en
aviditeit
(de
gecombineerde
bindingsterkte
bij
meerdere
bindingspunten).
Epitoopen
kunnen
conformational
(afhankelijk
van
3D-structuur)
of
lineair
zijn,
waardoor
zowel
structuur-
als
sequentieverschillen
bepalend
kunnen
zijn
voor
herkenning.
vertonen.
Bij
B-cellen
kan
affiniteit
toenemen
door
somatische
hypermutatie
en
selectie,
wat
leidt
tot
betere
neutralisatie.
De
kinetiek
van
binding
wordt
vaak
beschreven
met
parameters
zoals
k_on,
k_off
en
KD.
Antigenbinding
bepaalt
of
een
immuunrespons
effectief
is,
bijvoorbeeld
door
neutralisatie,
opsonisatie
of
T-cellActivation.