Papierkwaliteit

Papierkwaliteit verwijst naar de eigenschappen van papier die bepalen hoe het presteert bij specifieke toepassingen, zoals drukwerk, schrijfpapier en archiefdoeleinden. Ze ontstaan uit een combinatie van fysische kenmerken, chemische samenstelling en optische eigenschappen. Belangrijke fysische parameters zijn het grammage (gewicht per vierkante meter, uitgedrukt in g/m²), de dikte (caliper) en de dichtheid, evenals de opaciteit en de oppervlaktestructuur (glad, geruwd of gecoat). Coatingsystemen verbeteren inktopname, contrast en drukresultaat, terwijl ongecoate papiersoorten vaak een zachtere aanraking hebben en minder spiegeling tonen.

Chemische eigenschappen omvatten helderheid of witheid, zuiverheid van de pulp en de zuurgraad of buffering. Archief- of langlevend papier onderscheidt zich door zuurvrije bindmiddelen en een stabiele pH, wat veroudering vertraagt.

Prestaties bij verwerking hangen samen met mechanische eigenschappen zoals treksterkte en scheurweerstand, maar ook met krimp tijdens natte verwerking. Inktopname, droogtijd en doordruk (show-through) beïnvloeden de leesbaarheid en het uiterlijk van bedrukt materiaal.

Duurzaamheid en milieuaspecten spelen een toenemende rol bij kwaliteitsbeoordeling, bijvoorbeeld gerecyclede vezels, herkomst en toepassing van chemicaliën. Normen en certificeringen van organisaties zoals ISO, EN en TAPPI bieden meetmethoden om papierkwaliteit te vergelijken.

Samengevat hangt de keuze van kwaliteit af van de toepassing, de gewenste afwerking en de vereisten op het gebied van duurzaamheid en prijs. Een juiste balans tussen optische aantrekkingskracht, drukprestaties en langetermijnstabiliteit is essentieel.