Kruidendiversiteit

Kruidendiversiteit is de variatie aan kruidachtige plantensoorten in een bepaald gebied, meestal binnen de kruidlaag of bodembedekking van ecosystemen. Het omvat de soortensamenstelling (het aantal soorten), de verdeling in abundantie (evenness) en, indien mogelijk, functionele en fylogenetische diversiteit. Kruidendiversiteit kan variëren tussen habitats zoals graslanden, bossen en wetlands en wordt beïnvloed door factoren als licht, bodemgesteldheid en vocht.

Het behoud van kruidendiversiteit is belangrijk omdat een diverse kruidlaag voedselbronnen biedt voor insecten en bestuivers, bijdraagt aan bodemstructuur en erosiepreventie, en de cyclus van nutriënten ondersteunt. Een hogere diversiteit kan ook de veerkracht van ecosystemen vergroten tegen verstoringen zoals droogte of veranderingen in landgebruik. Bovendien beïnvloedt kruidendiversiteit de processen van opslag en vrijgave van nutrienten en kan het de algehele productiviteit van een gebied beïnvloeden.

Meting en observatie van kruidendiversiteit gebeurt vaak via soortensrijkdom, diversiteitsindexen (zoals Shannon of Simpson) en, waar mogelijk, functionele diversiteit. Methodes omvatten het plaatsen van kwadraten of transecten om kruidachtige soorten te inventariseren en hun abundantie vast te leggen.

Veranderingen in kruidendiversiteit worden beïnvloed door habitatverlies, eutrofiëring en stikstofdepositie, waardoor kruidensoorten verdrongen kunnen raken door grassen en nitrofiele soorten. Fragmentatie, invasieve exoten en klimaatverandering spelen eveneens een rol.

Beheer en bescherming richten zich op het behoud van habitatvariatie en kleinschalige verstoringen, gemengd beheer zoals maaien en begrazen op strategische tijden, voorkomen van eutrofiëring, invasiebeheersing en herstel van historische graslanden. In beschermde gebieden wordt monitoring en adaptief management toegepast.