Home

Ijsdikte

Ijsdikte is de afstand tussen het ijsoppervlak en de waterbodem van een wateroppervlak dat bevroren is. De dikte is een belangrijkste indicator voor de sterkte van het ijs en daarmee voor de veiligheid bij activiteiten als wandelen, schaatsen en rijden. In zoetwatermeren en rivieren varieert de dikte sterk per locatie en seizoen; in zoutwater of getijdengebieden kunnen ijslagen verschillen door zoutgehalte en stroming. Omdat ijs van nature onregelmatig kan zijn, moet dikte lokaal en ter plaatse gemeten worden.

Diktemeting gebeurt op verschillende manieren. Direct meten door een ijsboor of een gat te boren en de

Factoren die de dikte beïnvloeden zijn onder meer de temperatuurgeschiedenis en het duurtempo van onder 0

Algemene richtlijnen voor veiligheid zijn regionaal bepaald en kunnen per jaar verschillen. In veel gebieden geldt

afstand
tot
waterbodem
te
meten
is
gebruikelijk
voor
snelle
checks.
Ook
kan
men
op
meerdere
punten
langs
de
rand
en
in
het
midden
meten
om
variatie
in
kaart
te
brengen.
Daarnaast
bestaan
er
meer
geavanceerde
methoden
zoals
sonar/echografie
onder
water
of
ground-penetrating
radar
voor
grotere
gebieden.
Het
is
belangrijk
om
meerdere
metingen
uit
te
voeren
en
nooit
te
vertrouwen
op
één
punt.
graden,
waterdiepte,
stroming
en
wind,
en
of
er
sneeuwdek
bovenop
ligt
(sneeuw
werkt
isolerend).
Ook
zoutgehalte
speelt
een
rol
bij
zee-ijs.
Plotselinge
dooi,
smeltwater
en
brij-ige
delen
kunnen
de
sterkte
aanzienlijk
verminderen,
zelfs
bij
relatief
stevige
gemiddelde
diktes.
circa
7
centimeter
als
minimum
voor
wandelactiviteiten,
circa
15
centimeter
voor
lichte
voertuigen
zoals
sneeuwscooters,
en
20–30
centimeter
voor
kleine
auto’s;
zwaardere
voertuigen
vereisen
vaak
een
nog
grotere
dikte.
Aangeraden
is
altijd
lokale
waarschuwingen
te
controleren
en
meerdere
metingen
uit
te
voeren,
zeker
bij
sneeuwdek
of
zichtbare
scheuren
en
stromende
randen.