zaadplanten

Zaadplanten (Spermatophyta) vormen een grote en diverse groep vaatplanten die zaden produceren. Ze omvatten twee hoofdgroepen: gymnospermen (naakte zaden, zoals dennen en naaldbomen) en angiospermen (bloemplanten). Samen vormen ze de overgrote meerderheid van de huidige landplanten.

Kenmerken: Zaadplanten hebben een sporofytische generatie die de hoofdlevenscyclus uitmaakt, met een volwassen plant die zaadproducent is. Ze bezitten vaatweefsel (xyleem en floeem) en onderscheiden zich doordat zaden ontstaan uit zygoten die in ovules rijpen tot zaden, beschermd door een zaadmantel. De gametofyten zijn sterk gereduceerd: microsporogoon produceert stuifmeel en megasporogoon produceert eicel. Pollen wordt meestal gedragen door wind of dieren.

Reproductie: Bij gymnospermen rijpen zaden op de oppervlakken van houtachtige sporofyllen, vaak in strobili; bestuiving gebeurt doorgaans door wind. Bij angiospermen vindt bevruchting plaats nadat stuifmeel de stamper heeft bestoven en de megasporen zich in de ovule ontwikkelen tot embryo en endosperm na dubbele bevruchting. Angiospermen produceren vaak vruchten die zaden beschermen en verspreiding vergemakkelijken.

Ecologie en belang: Zaadplanten domineren bijna alle terrestrische ecosystemen en leveren voedsel, bouwmateriaal en brandstoffen. Veel gewassen uit de angiospermen vormen de basis van menselijk en veevoer. Gymnospermen leveren hout en andere producten.

Rangschikking en evolutie: Zaadplanten ontstonden uit eerdere sporenplanten en hun huidige diversiteit wordt vooral bepaald door de Angiospermen. Ze vormen een essentieel onderdeel van biodiversiteit en landbouw.