Home

stemwisseling

Stemwisseling, in het Nederlands ook stamwisseling genoemd, is een fonologische verschijnsel waarbij de stamklinker van een woord, meestal een werkwoord, varieert tussen verschillende verbuigingen. Het is historisch verworven uit het Proto-Germaans ablaut en komt in verschillende Duitse talen voor; in het Nederlands is het vooral kenmerkend voor sterke werkwoorden. Stamwisseling kan voorkomen bij vormen zoals tegenwoordige tijd, verleden tijd en participium.

In het Nederlands treedt stamwisseling vooral op bij sterke werkwoorden en bij sommige gemengde werkwoorden. Zachte

Voorbeelden zijn onder meer lopen (ik loop, hij loopt; verleden liep; voltooid deelwoord gelopen), staan (staat;

Historisch gezien is stamwisseling verbonden met ablaut uit de oude Indo-Europese en Proto-Germaanse systemen. In het

of
zwakke
werkwoorden
met
achtervoegsels
als
-de/-te
vertonen
doorgaans
geen
stamklinkerverandering.
De
verschuiving
dient
vaak
om
tijd
of
aspect
te
markeren
en
resulteert
in
verschillende
stamklanken
afhankelijk
van
de
vorm.
In
dialecten
kan
stamwisseling
vaker
voorkomen
en
op
andere
patronen
suferen.
stond;
gestaan),
zingen
(ik
zing,
hij
zingt;
verleden
zong;
voltooid
gezongen),
vinden
(ik
vind,
hij
vindt;
verleden
vond;
voltooid
gevonden)
en
blijven
(ik
blijf,
hij
blijft;
verleden
bleef;
voltooid
gebleven).
Ook
nemen
(ik
neem,
hij
neemt;
verleden
nam;
voltooid
genomen)
toont
vaak
een
duidelijke
stamverandering.
moderne
standaard-Nederlands
is
de
productiviteit
beperkt,
maar
stamwisseling
blijft
relevant
in
sommige
sterke
en
gemengde
werkwoorden
en
in
dialecten,
waar
de
patroonvariatie
wél
frequent
voorkomt.
See
also:
ablaut,
umlaut,
sterke
werkwoorden.