Home

reservevoedsel

Reservevoedsel is de verzamelnaam voor voedingsstoffen die door een organisme zijn opgebouwd en in speciale weefsels of organen zijn opgeslagen voor later gebruik. Deze voorraden leveren energie en bouwstoffen tijdens periodes waarin voedsel schaars is of wanneer snelle groei vereist is, zoals bij kieming van planten of bij vasten van dieren. Reservevoedsel is in veel organismen fysiologisch van groot belang en varieert in samenstelling.

Bij planten is reservevoedsel vooral bedoeld om de jonge kiem te voeden totdat fotosynthese op gang komt.

Bij dieren dienen reservevoedsel vooral als lange- en korte termijn energiereserves. Vetweefsel (adiposeweefsel) slaat triglyceriden op

In micro-organismen en lagere organismen komen ook reserves voor, bijvoorbeeld glycogeen, lipiden en polyfosfaatstores; deze helpen

---

In
zaden
bestaan
de
voornaamste
reserves
uit
koolhydraten
(zetmeel),
vetten
en
eiwitten.
Die
reserves
worden
opgeslagen
in
de
endosperm
en/of
de
cotyledonen.
Tijdens
germinatie
worden
de
opslagmiddelen
afgebroken
tot
suikers,
vetzuren
en
aminozuren
die
energie
en
bouwstoffen
leveren
voor
de
groei
van
de
kiem.
en
fungeert
als
lange
termijn
energiebron.
Glycogeen
in
lever
en
spieren
biedt
snelle,
kortdurende
glucose-reserves.
Eiwitten
in
spier-
en
andere
weefsels
kunnen
bij
langdurig
vasten
dienen
als
energiereserves,
maar
zijn
primair
bedoeld
voor
structurele
en
functionele
rollen.
De
mobilisatie
van
deze
reserves
wordt
gereguleerd
door
hormonen
zoals
insuline,
glucagon
en
adrenaline.
bij
overleving
onder
ongunstige
omstandigheden.
Reservevoedsel
speelt
een
cruciale
rol
in
ecologie,
ontwikkeling
en
overleving
en
varieert
sterk
tussen
soorten.