plantenvezels

Plantenvezels zijn natuurlijke vezels die worden gewonnen uit verschillende delen van planten. Ze bestaan hoofdzakelijk uit cellulose en bevatten daarnaast lignine en hemicellulose. Door hun herkomst zijn ze over het algemeen licht van gewicht, hebben ze een goede vochtopname en zijn ze biologisch afbreekbaar. De eigenschappen variëren sterk per soort en afhankelijk van groeiomstandigheden en verwerking.

Veelvoorkomende typen plantenvezels zijn onder meer bastvezels zoals vlas, hennep, jute, kenaf en ramie; bladvezels zoals sisal en agave; en zadenvezels zoals katoen en kapok. Ook overige vezels zoals kokosvezel (coir) en abaca behoren tot plantenvezels. Per type verschillen sterkte, stijfheid, elasticiteit en vochtgevoeligheid, wat bepalend is voor de toepassingen.

De winning en verwerking van plantenvezels omvatten doorgaans stappen zoals oogsten, retting of scheiding om de bast- of vezellaag te scheiden, en vervolgens decorticatie en spinnen voor textieltoepassingen of het verwerken in composieten en materialen. Voor toepassingen in kunststoffen en bouwmaterialen worden vaak aanvullende behandelingen toegepast om de hechting en duurzaamheid te verbeteren.

Toepassingen van plantenvezels zijn wijdverspreid en omvatten textiel en tapijten, touwen en koorden, papierproducten, en vezelversterkte kunststoffen voor voertuigen en bouwtoepassingen. In sommige contexten worden ze ook gebruikt als isolatie- of absorberende materialen. Klimaat- en milieuaspecten maken plantenvezels aantrekkelijk als hernieuwbare en biologisch afbreekbare opties, al kunnen waterverbruik en pesticidengebruik bij sommige gewassen aandacht vereisen.

Samengevat vormen plantenvezels een divers en veelgebruikt materiaal met variërende eigenschappen en toepassingen, afhankelijk van de soort en de verwerkingswijze.