periodekosten

Periodekosten zijn kosten die in de periode waarin zij ontstaan rechtstreeks in de winst- en verliesrekening worden geboekt en niet worden toegerekend aan geproduceerde goederen of in voorraad worden geactiveerd. In Nederlandse boekhouding worden kosten vaak verdeeld in productiekosten (inventoriabele kosten) en periodekosten. Productiekosten bestaan uit directe materialen, directe arbeid en vervaardigingskosten die aan productie zijn toe te rekenen; periodekosten zijn kosten die niet aan een specifieke productie kunnen worden toegerekend, zoals verkoopkosten en algemene en administratiekosten.

Voorbeelden van periodekosten zijn verkoopkosten (advertenties, commissie, verzendkosten) en algemene kosten (salarissen van administratief personeel, huur van kantoren, nutsvoorzieningen, afschrijvingen van kantooruitrusting, verzekering). Deze kosten komen in de resultatenrekening van de verslagperiode terecht en worden niet opgenomen in de waarde van voorraden.

Het onderscheid helpt bij kostenbeheersing en winstberekening: periodekosten worden altijd in de periode geboekt, terwijl productiekosten worden geactiveerd in voorraad en pas bij verkoop als kosten van verkochte goederen in de winst- en verliesrekening terechtkomen. De toepassing kan variëren afhankelijk van de gebruikte kostprijscalculatie: bij absorptieboekhouding worden alle vervaardigingskosten, inclusief vaste overhead, in voorraad gehouden en pas bij verkoop als kosten van verkochte goederen terugverrekend; bij een variabele kostprijsberekening blijven vaste overhead en andere periodekosten in de periode en worden ze niet aan de voorraad toegerekend.