Home

naamvorm

Naamvorm is de basisvorm van een woord die dient als referentiepunt bij grammaticale analyse en als lemma in veel woordenboeken. Het is de vorm waarmee een woord het meest zelfstandig naar voren treedt en waarmee andere vormen afgeleid worden door vervoeging of verbuiging. In de Nederlandse linguïstiek wordt de naamvorm vaak gelijkgesteld aan het lemma.

De invulling van de naamvorm verschilt per woordklasse. Bij werkwoorden is de naamvorm doorgaans de infinitief,

In praktijk wordt de naamvorm veel gebruikt in woordenboeken, taallessen en lexicografie als referentiepunt voor de

Zie ook: lemma, dictionary form, basisvorm, vocabulair.

bijvoorbeeld
lopen,
eten,
lezen.
Uit
deze
naamvorm
worden
de
verschillende
werkwoordsvormen
afgeleid,
zoals
loopt,
liep,
gelopen.
Bij
zelfstandige
naamwoorden
is
de
naamvorm
meestal
de
enkelvoudige
vorm
die
als
basis
dient
voor
meervoud
en
verkleinwoorden
(huis
→
huizen,
huisje).
Bij
bijvoeglijke
naamwoorden
vormt
de
naamvorm
de
basis
waarop
afleidingen
als
vergrotende
en
overtreffende
vorm
worden
gebouwd
(groot
→
groter
→
grootste).
formele
analyse
van
een
woord
en
de
ordening
van
woorden.
De
termen
naamvorm
en
lemma
worden
vaak
door
elkaar
gebruikt,
hoewel
sommige
bronnen
subtiel
verschil
kunnen
aanbrengen
in
termen
als
woordklasse
of
linguïstische
context.
Het
begrip
is
nuttig
voor
het
systematisch
leren
van
woordvormen
en
voor
het
zoeken
naar
woorden
op
basis
van
hun
basisuitgangsvorm.