Home

hoofdvormen

Hoofdvormen verwijst naar de contouren en verhoudingen van het hoofd en de schedel bij mensen. Ze beschrijven hoe breed en lang het hoofd is en hoe de schedel zich in lijn vormt. In de antropologie, geneeskunde en productontwerp worden hoofdvormen gebruikt om variatie in groei, uiterlijk en fitting vast te leggen.

Veel gebruikte termen zijn dolichocefalie (langkopachtig), brachycefalie (kortschedelig) en mesocefalie (gemiddelde vorm). Deze termen slaan op

Classificatie gebeurt aan de hand van metingen van de maximale schedelbreedte (breedte) en de maximale schedellengte

Toepassingen liggen in de klinische praktijk en in ontwerp: diagnostiek, chirurgieplanning, en de fitting van helmen,

Ontwikkeling en variatie: Hoofdvormen zijn deels erfelijk bepaald en veranderen gedurende de groei. Tijdens de vroege

Kritiek en noten: Het beschrijven van hoofdvormen is descriptief en mag geen implicaties hebben over intelligentie

de
verhouding
tussen
breedte
en
lengte
van
het
hoofd.
Een
veel
gebruikte
maat
is
de
cephalische
index
(CI):
breedte
gedeeld
door
lengte
maal
100.
(van
voorhoofd
tot
achterkant).
De
cephalische
index
berekent
men
als
breedte/lengte
×
100.
CI-waarden
worden
toegewezen
in
ranges:
dolichocefalie
CI
<
75,
mesocefalie
CI
75–80,
brachycefalie
CI
>
80.
Er
zijn
overlaps
en
grensbepalingen
kunnen
variëren
per
literatuur.
brillen
en
gehoorbescherming.
Ook
in
ergonomie
en
productontwerp
kan
rekening
worden
gehouden
met
hoofdvormen,
bijvoorbeeld
bij
hoofdkussens
of
draagbare
apparatuur.
kinderjaren
kunnen
factoren
zoals
voeding,
liggende
positie
en
druk
op
het
hoofd
de
vorm
beïnvloeden;
uiteindelijk
stabiliseert
de
vorm
in
de
volwassenheid,
zij
het
met
variatie.
of
waarde.
Diversiteit
in
hoofdvormen
weerspiegelt
genetische
en
omgevingsfactoren
en
verschilt
tussen
populaties
en
individuen.