hebt

Hebt is de tegenwoordige tijdsvorm van het Nederlandse werkwoord hebben in de tweede persoon enkelvoud, gebruikt met jij of je. Het betekent “you have” in informele aanspreking. In de formele aanspreking wordt voor u meestal de derde persoon enkelvoud gebruikt, met heeft: “U heeft”.

Conjugatie in de tegenwoordige tijd

De presentie van hebben verloopt onregelmatig. Voor de tweede persoon enkelvoud is vormen:

- Ik heb

- Jij hebt (of je hebt)

- U heeft

- Hij/zij/het heeft

- Wij hebben

- Jullie hebben

- Zij hebben

Gebruik en voorbeelden

Hebt wordt doorgaans gebruikt om bezit of aanwezigheid aan te geven, bijvoorbeeld: “Jij hebt een jas.” Het werkwoord heeft ook een cruciale rol als hulpwerkwoord bij voltooide tijd (perfectum): “Ik heb een boek gelezen.” Vragen worden vaak gevormd met inversie: “Heb jij tijd?” of, informeler, “Heb je tijd?”

Eigenschappen en varianten

Het werkwoord zijn is irregular en heeft naast de vorm heb- in verschillende tijden afwijkende uitgangen. In de spreektaal wordt vaak de vorm “jij hebt” verkort tot “je hebt.” De tegenwoordige tijdsvormen zijn verankerd in de basisregel dat hij/zij/het heeft en jij/je hebt. De verleden tijd is “had” en het participium is “gehad.”

Etymologie en verwantschappen

Hebben komt uit het Oudnederlands en is verwant aan het Duitse haben en het Engelse have. De vormgeving van de tweede persoon enkelvoud met -t (hebt) volgt een algemeen Germaans patroon in de tegenwoordige tijd.

Zie ook

Hebben, Nederlandse grammatica, werkwoord vervoegingen.