grijpproblemen

Grijpproblemen zijn problemen met de grip, waardoor vasthouden, vastpakken of manipuleren van voorwerpen moeilijk wordt. Ze kunnen leiden tot beperkt dagelijks functioneren en minder zelfstandigheid bij taken zoals openen van flessen, knopen aannaaien, schrijven of het hanteren van gereedschap. Grijpproblemen kunnen voorkomen door zwakte, gebrek aan fijne motoriek, coördinatieproblemen of pijn.

Oorzaken zijn divers: veroudering; aandoeningen als reumatoïde artritis en artrose; tendinopathieën en ontstekingen aan pezen; zenuwcompressies zoals het carpaal-tunnelsyndroom en ulnaris-nervuscompressie; neuropathieën bij diabetes of alcoholgebruik; letsel aan hand of pols; en neurologische ziekten zoals beroerte, Parkinson of multiple sclerose. Soms is de klacht het gevolg van een combinatie van factoren.

Symptomen variëren: minder kracht, sneller vermoeid raken, tremor, pijn, stijfheid en het object laten vallen. Ook kunnen fijne handbewegingen moeilijk zijn.

Diagnose gebeurt vaak door een handarts of ergotherapeut. Methoden omvatten het meten van gripsterkte met een dynamometer, testen van pinch grip en functionele evaluaties van dagelijkse taken. Behandeling is meestal multidisciplinair: handtherapie of ergotherapie met gerichte oefeningen voor kracht en beweeglijkheid, spalken of ergonomische aanpassingen, en training in voorwerpen openen en vasthouden. Afhankelijk van de oorzaak kunnen medicatie, ontstekingsremmers, injecties of chirurgische opties nodig zijn, zoals carpaal-tunnels vrijgave of pezenoperaties.

Preventie en prognose hangen af van de oorzaak en tijdige behandeling; vroeg ingrijpen en regelmatige oefeningen verbeteren vaak het resultaat.