bovenarmen

De bovenarmen zijn het gebied van de arm tussen schouder en elleboog. Ze bevatten botten, spieren, zenuwen en bloedvaten die beweging en stabiliteit mogelijk maken.

Botten en gewrichten: Het belangrijkste bot in de bovenarm is het opperarmbeen (humerus). Het vormt proximale verbindingen met de schouder en distale verbindingen met het ellebooggewricht. De bovenarm werkt in samenhang met de botten van de onderarm en de schouders voor bewegingen van arm en hand.

Spieren: Een anterior compartiment bevat de biceps brachii, brachialis en coracobrachialis; een posterior compartiment bevat de triceps brachii. De biceps en brachialis zijn de belangrijkste flexoren van de elleboog, terwijl de triceps de elleboog strekt. De coracobrachialis helpt bij schouderflexie en adductie van de arm.

Zenuwvoorziening en bloedvaten: De musculocutane zenuw innerveert het anterior compartiment (biceps, brachialis, coracobrachialis). De radial zenuw innerveert het posterior compartiment (triceps). Bloedvoorziening komt primarily uit de brachiale arterie, met de diepe brachiale arterie als belangrijke tak; veneuze terugkeer gebeurt via de venae brachiales en verwante vaten. Lymfatische drainage loopt via axillaire knopen.

Functie: Door spierwerking wordt de elleboog gebogen en gestrekt, terwijl schouderbewegingen worden ondersteund door aanvullende spiergroepen die aan de bovenarm hechten. Klinische aspecten: veelvoorkomende aandoeningen zijn spierverrekking, tendinopathie van biceps of triceps, en letsels aan zenuwen of bloedvaten.