Celvormen
Celvormen verwijzen naar de uiterlijke morfologie van cellen en hoe die morfologie samenhangt met functie en omgeving. De vorm wordt bepaald door de samenstelling van het plasmamembraan, de celwand (bij planten, schimmels en veel bacteriën) en het cytoskelet. Omgevingsfactoren zoals osmotische druk, groeistadium en mechanische belasting kunnen de vorm beïnvloeden. De studie van celvormen is van belang in microbiologie, histologie en cytologie omdat vorm vaak gerelateerd is aan functie en identiteitsbepaling.
Bij bacteriën komen veelvoorkomende vormen voor: coccus (sferisch), bacillus (staafvormig) en spirillum of spirocheet (spiraalvormig). Varianten
Bij dierlijke en menselijke cellen variëren vormen sterk per weefsel. Epitheelcellen kunnen kubisch, plaveisel of kolomvormig
Plantencellen hebben meestal rechthoekige vormen vanwege de celwand en turgordruk; ze bevatten chloroplasten en een grote
Het bestuderen van celvorm is belangrijk voor taxonomie, diagnostiek en begrip van celfunctie. Vormveranderingen kunnen wijzen