Home

Bellongelijkheid

Bellongelijkheid is een verzameling wiskundige ongelijkheden die door John Bell in 1964 zijn afgeleid om lokale verborgen-variabele theorieën te testen tegen de voorspellingen van de kwantummechanica. Het onderwerp is ontstaan uit de EPR-paradox van Einstein, Podolsky en Rosen, die stelde dat lokale realisme een underpinning van kwantumverschijnselen kon bieden. Bell toonde echter aan dat geen enkel lokaal verborgen-variabelensysteem alle correlaties van entangelde deeltjes kan reproduceren zoals kwantummechanica voorspelt.

De meest bekende vorm is de CHSH-ongelijkheid, genoemd naar Clauser, Horne, Shimony en Holt. Voor een lokale

Historisch gezien leidde het werk van Alain Aspect en collega’s in de jaren tachtig tot de eerste

Bellongelijkheid heeft invloed op fundamentele natuurkunde en op toegepaste gebieden zoals quantumcryptografie en device-independent quantum informatie,

realistische
theorie
geldt
in
het
algemeen
dat
de
parameter
S,
opgebouwd
uit
correlaties
van
metingen
op
twee
scheidingen
partijproducten,
beperkt
is
tot
|S|
≤
2.
Kwantummechanica
kan
deze
grens
overschrijden
en
komt
tot
een
maximum
van
2√2,
de
Tsirelson-grens.
Experimentele
weerspiegelingen
van
deze
overschrijding
vormen
het
bewijs
tegen
lokale
realisme
onder
de
aannames
van
de
ongelijkheid.
experimentele
bevestiging
van
Bell-ongeschiktheden,
maar
vroege
testen
liepen
tegen
zogenaamde
loopholes
aan,
zoals
de
detectie-
en
locatie-loophole.
In
2015
werden
drie
zogenaamde
loophole-vrije
Bell-achtige
tests
gerapporteerd:
Hensen
et
al.
(Nijmegen)
met
spinnen
in
afstand,
Shalm
et
al.
en
Giustina
et
al.
met
fotonische
systemen.
Deze
experimenten
verschaften
sterke
bevestiging
van
kwantum-nonlocaliteit.
waar
niet-voldoende
vertrouwde
apparaten
toch
betrouwbare
correlaties
kunnen
leveren.