Home

werkwoordvolgorde

Werkwoordvolgorde is de regeling waarmee Nederlandse zinnen hun werkwoorden rangschikken. Het beschrijft waar het finite werkwoord staat en hoe de overige werkwoorden en zinsdelen volgen in hoofd- en bijzinnen. De exacte volgorde hangt af van de zinsfunctie (hoofdzin of bijzin) en van elementen zoals tijd- of plaatsbepalingen en hulp- of modale werkwoorden. Een goed begrip van de werkwoordvolgorde maakt zinnen duidelijk en voorspelbaar.

In een gewone hoofdzin is het finite werkwoord meestal de tweede positie. Dat betekent onderwerp + werkwoord

Bijzinnen plaatsen het finite werkwoord meestal aan het eind van de bijzin. Voorbeelden: Omdat hij moe is,

In zinnen met modale werkwoorden of met infinitiefconstructies blijft de kern van de zin meestal in de

Samenvattend zorgt de werkwoordvolgorde voor een vaste structuur in het Nederlands: finite werkwoord tweede positie in

+
overige
zinsdelen:
Ik
werk
elke
dag.
Vandaag
gaat
hij
naar
huis.
Bij
samengestelde
tijden
staat
het
hulpwerkwoord
meestal
in
de
tweede
positie
en
eindigt
de
rest
van
de
werkwoordgroep
met
het
participium:
Ik
heb
gisteren
een
boek
gelezen.
blijft
hij
thuis.
Toen
ik
thuiskwam,
vertrok
hij.
In
bijzinnen
eindigt
het
werkwoord
dus
vaak
aan
het
eind
van
de
clausule.
tweede
positie:
Ik
kan
morgen
komen.
Zij
zal
naar
België
gaan.
Voor
samengestelde
tijden
staat
het
hulpwerkwoord
in
de
tweede
positie
en
eindigt
de
rest
van
de
werkwoordgroep
met
het
participium:
Zij
heeft
het
project
al
afgemaakt.
hoofdzin,
en
eindpositie
in
bijzinnen,
met
variaties
bij
fronting
en
bij
samengestelde
tijden.