Home

verledentijd

Verledentijd is een term uit de Nederlandse grammatica die verwijst naar de verleden tijd waarmee handelingen en toestanden in het verleden worden uitgedrukt. In de meeste grammaticabundels komt de verledentijd overeen met de onvoltooid verleden tijd (OVT), ook wel het imperfectum genoemd. Deze tijd contrasteert met de voltooid tegenwoordige tijd en de voltooid verleden tijd, die vaak worden gebruikt wanneer een verleden handeling nog gevolgen heeft of vanuit een ander tijdsperspectief wordt gepresenteerd. De verledentijd wordt vooral in schriftelijke en formele contexten gebruikt, maar komt ook voor in narratieve teksten en beschrijvende passages.

Vormen en voorbeeldgebruik. Bij regelmatige/zwakke werkwoorden vormt de OVT de stam van het werkwoord met -te

Gebruik in taal. Tegenwoordig komt de OVT vooral voor in geschreven taal, literatuur en formele beschrijving,

of
-den,
afhankelijk
van
de
klank
van
de
stam
(de
t
kofschip-regel).
Voorbeelden:
maken
–
ik
maakte,
jij
maakte,
hij
maakte;
wij
maakten,
jullie
maakten,
zij
maakten.
Een
alternatief
regelmatig
voorbeeld
is
werken
–
ik
werkte,
jij
werkte,
hij
werkte;
wij
werkten,
jullie
werkten,
zij
werkten.
Onregelmatige/sterke
werkwoorden
veranderen
vaak
de
klinker
in
de
stam:
staan
–
stond,
stonden;
lopen
–
liep,
liepen;
brengen
–
bracht,
brachten.
Ook
zijn
en
hebben
zijn
onregelmatig:
zijn
–
was,
waren;
hebben
–
had,
hadden.
De
verledentijd
wordt
dus
gekenmerkt
door
stamveranderingen
en/of
passende
uitgangsvormen.
zoals
historiografische
teksten.
In
veel
spreektaal
wordt
vaker
de
voltooide
tijd
(hebben/zijn
+
voltooid
deelwoord)
gebruikt
of
wordt
de
verhaalhandeling
in
een
samenstelling
van
tijden
geplaatst.
De
verledentijd
blijft
echter
een
centrale
bouwsteen
in
de
beschrijving
van
eerdere
gebeurtenissen
en
in
grammaticale
uitleg.