Home

uitpakken

Uitpakken is een Nederlands werkwoord met meerdere, meestal gerelateerde betekenissen. De meest gebruikelijke betekenis is het verwijderen van de inhoud uit een verpakking, zoals een doos, pakket of koffer. In die zin wordt vaak gesproken van het pakket uitpakken of de koffer uitpakken. Het werkwoord kan in allerlei situaties voorkomen waarin iets nog verborgen of ingepakt is en vervolgens zichtbaar wordt.

Een veelvoorkomende toepassing is het letterlijk openen of uitpakken van een levering of reisbagage. Voorbeelden zijn:

Naast de letterlijke betekenis kent uitpakken ook een figuurlijke betekenis: iemand of iets uitgebreider, demonstratiever laten

Etymologisch komt uitpakken van uit- (vanwege het openen) en pakken (grijpen of vastpakken). In de vervoeging

---

het
pakket
uitpakken
dat
net
is
bezorgd
of
de
koffers
uitpakken
na
een
vakantie.
In
deze
context
is
het
verwachte
handeling:
"Ik
pak
het
pakket
uit"
of
"Zij
pakken
de
koffers
uit
op
de
gang."
zien
of
presenteren.
In
deze
zin
betekent
uitpakken:
'uit
de
mouwen
steken',
'alles
geven',
of
'de
volle
gang
inzetten'.
Vaak
volgt
een
voorzetsel
zoals
"uitpakken
met"
of
gebraucht
in
zinsneden
als
"Hij
pakte
uit
met
een
uitgebreide
presentatie
en
cijfers."
Deze
betekenis
wordt
vooral
in
informele
en
publieke
contexten
gebruikt.
is
het
werkwoord
scheidbaar:
tegenwoordige
tijd
kan
men
zeggen
"Ik
pak
het
uit"
en
in
voltooid
deelwoord
is
het
"uitgepakt."
Het
gebruik
is
gangbaar
in
zowel
informele
als
formele
teksten
in
het
Nederlands
en
komt
voor
in
zowel
de
Nederlandse
als
Vlaamse
taalvarianten.