Home

oogspieren

Oogspieren, ook wel de extraoculaire spieren genoemd, regelen de positie en beweging van het oog. Er zijn zes hoofdspieren: vier rechte spieren (superieure rectus, inferieure rectus, mediale rectus en laterale rectus) en twee schuine spieren (superieure oblique en inferieure oblique). Ze stimuleren conjugate bewegingen van beide ogen tegelijk en vergencebewegingen die nodig zijn om fixatie op nabije of verre objecten te behouden.

Anatomie en innervatie: De meeste oogspieren hechten aan de sclera nabij de gepositioneerde oogbol en hebben

Functie en acties: De primaire acties zijn als volgt: superior rectus tilt het oog omhoog en aktiveert

Klinische relevantie: Letsels of laesies van de oogspieren of van de zenuwen kunnen leiden tot diplopie en

hun
oorsprong
bij
de
annulus
tendineus
communis
in
de
achterste
oogkas.
De
superior
oblique
loopt
via
de
trochlea,
een
scharnierpunt
boven
de
oogkas,
en
hecht
aan
de
posterieure
sclera.
De
inferior
oblique
ontstaat
vanaf
de
onderwand
van
de
oogkas
en
loopt
naar
de
onderkant
van
het
oog.
Innervatie:
de
meeste
ogen
spieren
worden
door
nervus
oculomotorius
(CN
III)
geïnnerveerd;
de
lateral
rectus
door
nervus
abducens
(CN
VI);
de
superior
oblique
door
nervus
trochlearis
(CN
IV).
intorsie;
inferieure
rectus
laat
het
oog
naar
beneden
bewegen
en
extorteert;
mediale
rectus
adduceert
(naar
binnen);
laterale
rectus
abducteert
(naar
buiten).
De
superior
oblique
heeft
als
primaire
acties
intorsie
en
depressie,
vooral
wanneer
het
oog
in
adductie
staat;
de
inferior
oblique
extorteert
en
tilt
het
oog
omhoog,
vooral
bij
adductie.
In
verschillende
standpunten
leveren
deze
spieren
aanvullende
(secondaire)
bewegingen.
strabismus.
Palsen
van
CN
III,
CN
IV
of
CN
VI
veroorzaken
specifieke
bewegingsdeficits.
Diagnose
en
behandeling
hangen
af
van
de
onderliggende
oorzaak
en
kunnen
oogspierrecessie,
correcties
voor
strabismus
of
bril
met
prismatische
correctie
omvatten.