Home

onoplosbaarheid

Onoplosbaarheid is de eigenschap van een stof om in een bepaald oplosmiddel nauwelijks oplosbaar te zijn. In de chemie wordt oplosbaarheid meestal uitgedrukt als de maximale hoeveelheid stof die bij een gegeven temperatuur in een hoeveelheid oplosmiddel kan oplossen. De term geldt altijd voor een specifiek oplosmiddel; een stof die in water slecht oplosbaar is, kan in een ander oplosmiddel wel oplossen. Ook kan een stof sparingly soluble zijn, wat betekent dat er een zekere, maar zeer kleine hoeveelheid kan oplossen.

Oplossen ontstaat uit een evenwicht tussen de energie die nodig is om het kristal te breken (roosterenergie)

Veel voorkomende voorbeelden van onoplosbare stoffen in water bij kamertemperatuur zijn calciumcarbonaat (CaCO3), bariumsulfaat (BaSO4) en

Toepassingen van onoplosbaarheid spelen een belangrijke rol in precipitatie- en kristallisatieprocessen, medicijnontwikkeling en milieuwetenschappen. De oplosbaarheid

en
de
energie
die
vrijkomt
wanneer
deeltjes
met
het
oplosmiddel
intermoleculaire
interacties
aangaan
(hydratering-
of
oplosenergie).
Als
de
roosterenergie
hoger
blijft
dan
de
interactie
met
het
oplosmiddel,
blijft
de
stof
grotendeels
onoplosbaar.
De
oplosbaarheid
kan
veranderen
met
temperatuur;
voor
vele
zouten
neemt
ze
toe
bij
hogere
temperatuur,
maar
bij
andere
stoffen
kan
ze
afnemen.
Ook
pH
en
de
aanwezigheid
van
andere
ionen
kunnen
de
oplosbaarheid
beïnvloeden.
zilverchloride
(AgCl).
Het
begrip
blijft
echter
solventafhankelijk:
een
stof
die
onoplosbaar
is
in
water
kan
in
organische
oplosmiddelen
wél
oplossen,
en
andersom.
van
zouten
wordt
vaak
gekarakteriseerd
met
paramaters
als
het
oplosbaarheidsproduct
(Ksp)
in
waterige
oplossingen.