Home

Ademhalingspatronen

Ademhalingspatronen verwijzen naar de manier waarop iemand ademt, met aandacht voor frequentie (aantal ademhalingen per minuut), diepte, ritme en de inspanning die gepaard gaat met ademhalen. Het observeren van deze patronen helpt bij het inschatten van de ventilatie en kan wijzen op onderliggende aandoeningen. Naast het patroon wordt vaak gekeken naar gebruik van ademhalingsspieren, nasale fluitton en arbeid van ademhalen.

De basale categorieën omvatten eupnoe, tachypneu en bradypneu. Eupnoe is de normale ademhaling. Tachypneu is een

Daarnaast bestaan specifieke ademhalingspatronen die vaak met bepaalde aandoeningen worden geassocieerd. Kussmaul-ademhaling is diepe, vaak zware

In de kliniek kan het herkennen van ademhalingspatronen helpen bij het detecteren van acute of chronische

snelle
ademhaling,
meestal
meer
dan
circa
20
ademhalingen
per
minuut
bij
volwassenen.
Bradypneu
verwijst
naar
een
vertraagde
ademhaling,
meestal
minder
dan
12
per
minuut.
Daarnaast
onderscheiden
artsen
experimenten
van
ademhaling
met
veranderingen
in
diepte
of
patroon,
zoals
hyperventilatie
en
hypoventilatie.
Hyperventilatie
betekent
ademhalen
met
verhoogde
frequentie
en
diepte,
wat
kooldioxide
sneller
uitblaast.
Hypoventilatie
houdt
in
dat
de
ademhaling
onvoldoende
ademvolume
levert,
wat
kan
leiden
tot
verhoogde
kooldioxide
in
het
bloed.
ademhaling
bij
metabole
acidose.
Cheyne-Stokes-ademhaling
laat
een
crescendo-decrescendo-ritme
zien
met
perioden
van
ademstilstand
en
wordt
gezien
bij
hartfalen,
beroerte
of
coma.
Biot-ademhaling
bestaat
uit
onregelmatige
ademhaling
met
korte
clusters
van
ademhalingen
gevolgd
door
apneu,
vaak
bij
hersenstoornissen.
Apneus-ademhaling
(of
atactische
ademhaling)
verwijst
naar
langzame,
onregelmatige
patronen
vaak
bij
hersenbeschadiging
en
ernstig
neurologisch
compromis.
problemen
en
bij
het
monitoren
van
de
respons
op
behandeling.