Home

voorbijgaan

Voorbijgaan is een Nederlands werkwoord dat bij uitstek gebruikt wordt voor het passeren of voorbijgaan, zowel in letterlijke als figuurlijke zin. Het kan slaan op iets dat langs iemand of langs een locatie beweegt (zoals een voertuig of een winkel die langsrijdt), maar ook op tijd of gebeurtenissen die voorbijgaan.

Het werkwoord gaat meestal intransitief en wordt vervoegd met zijn in de voltooide tijd. In de tegenwoordige

In gebruik kent voorbijgaan verschillende vaak voorkomende toepassingen. Fysiek: een trein of auto passeert langs een

Gerelateerde termen omvatten het bijvoeglijk naamwoord voorbijgaand, wat iets vluchtigs of tijdelijk beschrijft, zoals voorbijgaand verkeer.

tijd
zegt
men
bijvoorbeeld:
ik
ga
voorbij,
jij
gaat
voorbij,
hij/zij
gaat
voorbij.
De
verleden
tijd
is
ging
voorbij
en
de
voltooide
tijd
is
voorbijgegaan.
Voorbeelden:
De
trein
gaat
voorbij.
De
tijd
gaat
snel
voorbij.
Het
jaar
is
voorbijgegaan.
weg
of
spoor.
Tijd:
de
dagen,
jaren
of
tijden
slijten
en
gaan
voorbij.
Figuurlijk:
een
kans
of
voorstel
kan
aan
iemand
voorbijgaan,
bijvoorbeeld:
De
kans
is
aan
hem
voorbijgegaan.
Het
ontstaans-
of
vergaansaspect
kan
ook
benadrukt
worden
met
het
bijvoeglijk
naamwoord
voorbijgaand.
Een
verwante
uitdrukking
is
voorbijgaan
aan
iets,
waarmee
men
aanduidt
dat
iemand
of
iets
niet
in
aanmerking
werd
genomen
of
werd
gemist.
Over
het
algemeen
blijft
voorbijgaan
een
redelijk
veelgebruikt,
neutraal
georiënteerd
werkwoord
in
zowel
fysieke
als
abstracte
contexten.