Home

vleugelspanwijdte

Vleugelspanwijdte is de afstand tussen de uiterste tips van de twee vleugels. De term wordt gebruikt in de biologie, met name de ornithologie, en in de luchtvaart. Het geeft een maat voor de horizontale breedte van een vleugelstructuur en wordt uitgedrukt in meters.

Bij vogels varieert de vleugelspanwijdte sterk per soort. Grotere vogels hebben doorgaans langere vleugels die efficiënter

Meting gebeurt doorgaans met de vleugels volledig uitgestrekt; de spanwijdte wordt gemeten van tip tot tip.

In de luchtvaart is vleugelspanwijdte een cruciale ontwerpparameter. Het beïnvloedt lift, stabiliteit en benodigde ruimte op

kunnen
zweven,
terwijl
kleinere
soorten
kortere
vleugels
hebben.
De
grootste
vogels
bereiken
spanwijdten
van
ongeveer
3
tot
3,5
meter
(bijvoorbeeld
de
wandelende
albatros),
terwijl
kleine
vogels
slechts
enkele
decimeters
bereiken.
De
vleugelspanwijdte
staat
in
relatie
tot
andere
parameters
zoals
vleugeloppervlak
en
vorm,
die
de
aerodynamische
prestaties
bepalen.
Een
grotere
spanwijdte
kan
de
zweef-
en
glide-eigenschappen
verbeteren,
vooral
bij
lage
snelheden,
maar
gaat
vaak
gepaard
met
hogere
constructie-
en
gewichtseisen
en
kan
de
wendbaarheid
verminderen.
In
de
ornithologie
wordt
spanwijdte
vaak
gekoppeld
aan
vluchtstijl
en
ecologie
van
de
soort.
luchthavens.
Een
grotere
span
kan
leiden
tot
betere
efficiëntie
bij
lage
snelheden,
maar
vereist
bredere
hangars
en
kan
de
passagierscapaciteit
en
het
gewicht
beïnvloeden.
Voorbeelden:
lichte
vliegtuigen
hebben
spanwijdten
van
tientallen
meters;
commerciële
vliegtuigen
liggen
doorgaans
tussen
ongeveer
60
en
80
meter
(de
Airbus
A380
heeft
circa
79,8
meter).