Home

modalsamenstelling

Modalsamenstelling is een begrip uit de Nederlandse grammatica dat verwijst naar de combinatie van een modaal hulpwerkwoord met een ander werkwoord om modaliteit uit te drukken. Veelvoorkomende modale hulpwerkwoorden zijn kunnen, moeten, mogen, willen, zullen en hoeven. In dit patroon blijft het hoofdwerkwoord in de infinitief en staat dit werkwoord aan het einde van de clausule; het modale hulpwerkwoord vervoegt naar het onderwerp en geeft bijvoorbeeld mogelijkheid, verplichting, toestemming of wens aan.

In de praktijk ziet modalsamenstelling er zo uit: in de tegenwoordige tijd: het onderwerp + finite modaal

Bij de voltooide tijd (perfectum) ontstaat een tweevoudige infinitiefconstructie: ik heb het moeten doen, ik heb

Naast de standaard vorm komen varianten voor in dialect en informeel taalgebruik, waarbij de grenzen tussen

+
overige
woorden
+
infinitief
hoofdwerkwoord.
Voorbeelden:
Ik
kan
morgen
naar
huis
gaan.
Zij
zal
het
kunnen
afmaken.
Hij
moet
nu
werken.
Deze
structuur
wordt
ook
gebruikt
in
toekomstige
betekenissen
met
zullen.
Bij
samengestelde
tijden
kunnen
modale
werkwoorden
samen
met
een
hulpwerkwoord
en
het
hoofdwerkwoord
in
infinitief
voorkomen.
het
kunnen
doen.
De
volgorde
is
dan
hebben/zijn
+
modaal
(in
infinitief)
+
hoofdwerkwoord
(infinitief).
Daarmee
wordt
uitgedrukt
dat
iemand
in
het
verleden
verplichting
of
mogelijkheid
had,
of
dat
men
iets
in
het
verleden
wel
heeft
kunnen
doen.
de
werkwoorden
soepeler
overtreden
kunnen
worden,
zoals
kortere
uitdrukkingen
of
een
verschuiving
in
de
plaatsing
van
de
infinitieven.
Modalsamenstelling
is
daarmee
een
centrale
hoeksteen
van
hoe
Nederlands
modaliteit
uitdrukt.