kleedden
Kleedden is een vormt van het Nederlandse werkwoord kleden en wordt vooral herkend als de onvoltooid verleden tijd (simple past) voor een meervoudige onderwerpskern. Het betekent in die tijdsgraad “Zij/dan kleden zich aan” of “Zij kleedden zich aan,” afhankelijk van de samenstelling van de zin. De bijbehorende enkelvoudsvormen zijn bijvoorbeeld “hij kleedde zich aan” of “zij kleedde zich aan.” Het werkwoord kleden betekent over het algemeen iemand aankleden of zichzelf aankleden, en kan także transitief zijn (iemand aankleden) of reflexief gebruikt worden (zich aankleden).
Het voltooid deelwoord van kleden is gekleed, dus in combinatie met hebben of zijn wordt vaak gezegd:
Etymologisch gezien komt kleden voort uit oudere germaanse wortels die te maken hebben met kleding en bedekking;