klasgrootte

Klasgrootte is het aantal leerlingen dat doorgaans in één klas les krijgt tijdens een lesuur of schooldag. In veel onderwijsystemen wordt onderscheid gemaakt tussen klasgrootte en de leraren-studentverhouding: klasgrootte verwijst naar het aantal leerlingen per klas, terwijl de verhouding aangeeft hoeveel leerlingen er in verhouding tot het aantal leraren en andere onderwijsprofessionals aanwezig zijn in een instelling. Klasgrootte kan variëren per leerjaar, vak en schooltype, en is vaak een relevante factor in onderwijsbeleid en schoolorganisatie.

Effecten op leerresultaten: onderzoek naar klassenomvang levert gemengde resultaten op. Kleinere klassen kunnen leiden tot betere leerresultaten en meer individuele begeleiding, met name voor jonge leerlingen of studenten uit sociaal-economisch kwetsbare groepen. De mate van winst verschilt, en hangt sterk af van de kwaliteit van het lesgeven, het klasmanagement en de didactische aanpak. Ook kosten en logistieke haalbaarheid spelen een grote rol bij beleidskeuzes.

Variabiliteit en context: in veel landen varieert de gangbare klassenomvang doorgaans tussen circa 20 en 30 leerlingen, afhankelijk van onderwijsniveau en vak. Basisonderwijs kent vaak kleinere klassen dan voortgezet onderwijs. Sommige systemen zetten extra leraren of onderwijsassistenten in om kleinere subgroepen te vormen en differentiatie mogelijk te maken.

Beleidsafwegingen: kleinere klassen brengen hogere kosten met zich mee en vragen om meer ruimte en personeel. Beleidsmakers wegen mogelijke leerwinst af tegen budgettaire en operational constraints en zetten vaak programma’s in zoals differentiatie, teamteaching of mixed-ability klassen om effectiviteit te verbeteren.