Home

hoofdwoordsoorten

Hoofdwoordsoorten, ook wel hoofdwoordklassen genoemd, vormen in de Nederlandse grammatica de belangrijkste woordgroepen die de kern van zinnen leveren. In veel leerboeken en grammaticatradities worden zij beschouwd als open woordklassen, in tegenstelling tot gesloten woordklassen zoals lidwoorden, voorzetsels, voegwoorden en tussenwerpsels. De hoofdwoordsoorten bestaan uit zelfstandige naamwoorden (znw), werkwoorden (ww), bijvoeglijke naamwoorden (bnw), bijwoorden (bw) en telwoorden (telw). Daarnaast komen voornaamwoorden (pronomen) soms als onderdeel van de hoofdwoordsoorten aan bod, afhankelijk van de leerstof, en lidwoorden worden vaak apart genoemd als functionele woordklassen.

Elke hoofdwoordsoort heeft eigen functies en morfologische eigenschappen. Zelfstandige naamwoorden dragen concepten of dingen en kunnen

In zinsontleding wordt vaak nagegaan welke hoofdwoordsoort een woord is en welke functies het vervult in de

in
getal
en
soms
geslacht
of
lidwoorden
congrueren.
Werkwoorden
dragen
tijd
en
aspect
en
vormen
vervoegingen.
Bijvoeglijke
naamwoorden
geven
eigenschappen
en
stemmen
mee
met
getal
en
bepaaldheid.
Bijwoorden
geven
informatie
over
tijd,
plaats,
wijze
of
intensiteit.
Telwoorden
geven
telling
of
volgorde
aan.
Pronomen
vervangen
zelfstandig
naamwoorden
en
fungeren
als
verwijzers.
zinsbouw.
Het
begrip
helpt
bij
taalverwerving
en
grammaticale
analyses,
en
vormt
een
basis
voor
syntaxis
en
morfologie.