cijfergrenzen

Cijfergrenzen zijn de grenspunten die bepalen welk eindcijfer een student krijgt op basis van de behaalde score in een vak of examen. Ze geven aan welke scores leiden tot de beoordelingen zoals onvoldoende, voldoende, ruim voldoende, goed, zeer goed en eventueel uitmuntend.

In veel Nederlandse en andere onderwijsinstellingen wordt gewerkt met een schaal van 1 tot 10. De exacte grens tussen de categorieën verschilt per opleiding en vak, maar een veel voorkomende indeling is: onder de passerende grens wordt als onvoldoende beschouwd; 5,5 of 6,0 wordt vaak als voldoende of ruim voldoende gezien; 6,5–7,4 loopt van ruim voldoende tot goed; 7,5–8,4 geldt als zeer goed; 8,5–10 als uitmuntend. Niet alle opleidingen gebruiken dezelfde grenzen; sommige hanteren strengere of ruimere bandbreedtes, of geven enkel een eindcijfer zonder categorie-indeling.

Wie de cijfergrenzen bepaalt, verschilt per instelling. Examenscommissies, opleidingscommissies of faculteitsraden stellen doorgaans normen vast, soms volgens landelijke richtlijnen. Soms vindt normalisatie of schaalverdeling plaats om variatie tussen examenonderdelen of cohorts te corrigeren.

De grenzen hebben belangrijke consequenties voor studievoortgang en diploma. Ze beïnvloeden of iemand kan slagen, welke punten meetellen voor het cum laude- of honours-keurmerk, en hoe het gemiddelde van een opleiding eruitziet. Studenten kunnen bij onduidelijkheden of onjuistheden bezwaar maken of in beroep gaan volgens de regels van de instelling.