Home

buigingstheorieën

Buigingstheorieën zijn wiskundige modellen die beschrijven hoe lange, dunne structurele elementen buigen onder belasting. Ze verbinden krachten en momenten met de vervormingen en verplaatsingen in balken, kanalen en liggers en vormen de basis voor het ontwerp en de analyse van veel engineeringtoepassingen.

De bekendste theorie is de Euler-Bernoulli of Kirchhoff-buigingstheorie. Deze benadering gaat uit van lineaire elastische materialen

De Timoshenko-buigtheorie breidt dit uit door rekening te houden met doorsnedezwaart en rotatoire inertie. Daardoor blijft

Beide theorieën hebben hun toepassingen in de civiele techniek, machinebouw en aerospace, onder meer bij beoordeling

en
kleine
vervormingen,
en
veronderstelt
dat
vlakke
delen
van
de
balk
na
belasting
vlak
blijven
en
loodrecht
blijven
op
de
neutrale
as.
Het
buigmoment
M
is
gerelateerd
aan
de
kromming
κ
door
M
=
-E
I
κ,
waarbij
I
het
traagheidsmeter
van
de
dwarsdoorsnede
is
en
E
de
Young’s
modulus.
Voor
kleine
deflecties
levert
dit
de
directe
beamvergelijking
op:
E
I
w''''(x)
=
q(x),
waarin
w(x)
de
transversale
doorbuiging
is
en
q(x)
de
verdeelde
belasting.
Deze
theorie
is
eenvoudig
en
robuust
maar
veronderstelt
geen
afbuiging
door
shear
of
rotatoire
inertie.
de
theorie
geldig
voor
kortere
en
dichtere
balken
waarin
shear
en
niet-lijnige
effecten
een
rol
spelen.
Deze
benadering
levert
nauwkeurigere
voorspellingen
bij
zwaardere
belasting,
dikkere
dwarsdoorsneden
en
hogere
Freeman.
van
balken,
liggers
en
schachten.
Ze
zijn
geschikt
voor
lineaire,
elastische
analyse
met
relatief
kleine
doorbuigingen;
bij
grote
doorbuigingen
of
materiaalnonlineariteit
zijn
aanvullende
of
niet-lineaire
modellen
vereist.