babypositie

Babypositie verwijst naar de positie van de foetus in de baarmoeder ten opzichte van het geboortekanaal, met name laat in de zwangerschap en tijdens de bevalling. Het beschrijft welke lichaamsdelen als eerste het geboortekanaal passeren (presentatie) en hoe de houding van het hoofd ten opzichte van het bekken is gedraaid (ligging). De belangrijkste categorieën zijn presentaties (cefaal, stuitligging en schouderpresentatie) en de bijbehorende houdingen van het hoofd.

De meest voorkomende situatie bij een normale bevalling is een cefaal presentatie met een hoofd naar beneden. Binnen cephaal wordt vaak gesproken van occipitoanterior (OA), occipitoposterior (OP) en occipitotransverse (OT). OA, waarbij het achterhoofd naar de rug van de moeder gericht is, is meestal optimaal voor een vaginale bevalling. OP en OT kunnen langer verstrijken en geven vaker rugpijn tijdens de bevalling. Een andere situatie is stuitligging (breech), waarbij de billen of voeten eerst geboren worden, met subtypes zoals frank breech, complete breech en voetligging. Stuitligging kan de kans op vaginale bevalling kleiner maken en wordt soms via een keizersnede afgewikkeld. Een schouderligging (transverse lie) komt voor als de baby dwars door het bekken ligt en kan ook een keizersnede vereisen.

Beoordeling van de positie gebeurt meestal met echografie en palpatie tijdens controle, en soms opnieuw vlak voor de bevalling. In sommige gevallen kan een extern cephalic version (het proberen te draaien van de baby naar cefaal) worden toegepast als de positie niet gunstig is. De babypositie kan veranderen naarmate de bevalling vordert, en de opties voor bevalling hangen af van de huidige positie en de gezondheid van moeder en kind.