Home

Orthogonaliteit

Orthogonaliteit is een concept dat in wiskunde op verschillende manieren wordt gebruikt, maar gemeenschappelijk heeft het idee van “perpendicularie” of van onafhankelijke richtingen met elkaar te maken. In een inner-productruimte, zoals het Euclidische vlak of R^n, zijn twee vectoren v en w orthogonaal als hun inwendig product v·w gelijk is aan nul. Dit komt overeen met een hoek van 90 graden tussen de vectoren. Een verzameling vectoren is orthogonaal als elk paar vectoren onderling orthogonaal is; als elke vector bovendien eenheidslengte heeft, spreken we van een orthonormale basis.

Orthogonaliteit is ook van fundamentele aard bij matrices. Een matrix A is orthogonaal als A^T A =

In projecties en lineaire systemen levert orthogonaliteit een eenvoudige decompositie op. Een vector x kan worden

Verder wordt orthogonaliteit in functie-ruimtes gedefinieerd via integralen: twee functies f en g zijn orthogonaal op

Toepassingen bevinden zich onder meer in signaalverwerking, statistiek, numerieke analyse, en de theoretische fysica.

I.
Zulk
een
matrix
behoudt
lengtes
en
hoeken:
voor
elk
vector
x
geldt
||Ax||
=
||x||
en
(Ax)·(Ay)
=
x·y.
De
kolommen
(en
rijen)
van
een
orthogonale
matrix
zijn
orthogonaal.
Een
belangrijk
gevolg
is
dat
de
inverse
van
een
orthogonale
matrix
gelijk
is
aan
zijn
transpose:
A^{-1}
=
A^T.
geschreven
als
x
=
x_parallel
+
x_perpendicular
ten
opzichte
van
een
subspace,
waarbij
x_perpendicular
orthogonaal
is
aan
die
subspace.
Dit
onderbouwt
het
minste-kwadraatprincipe:
de
oplossing
van
A
x
≈
b
geeft
x
die
A^T
A
x
=
A^T
b.
een
interval
I
als
∫_I
f(t)
g(t)
dt
=
0.
Voorbeelden
zijn
de
functies
in
Fourier-reeksen
of
de
afstanden
die
door
Gram-Schmidt
worden
gegenereerd.